Zondag 14 mist jozef

 

De Heidelbergse Catechismus (HC) behandelt in Zondag 14, vraag/antwoord 35, de zinsnede uit het Apostolicum “geboren uit de maagd Maria”. Hieronder de volledige tekst.

 

Vraag 35

Wat is dat gezegd: Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria?

Antwoord 35

Dat de eeuwige Zone Gods, Die waarachtig en eeuwig God is en blijft, ware menselijke natuur, uit het vlees en bloed der maagd Maria, door de werking des Heiligen Geestes, aangenomen heeft, opdat Hij ook het ware zaad Davids zij, Zijn broederen in alles gelijk, uitgenomen de zonde.

 

Dit antwoord suggereert dat Jezus via een davidische Maria een Nakomeling van David werd. Er wordt een noodzakelijke bloedlijn verondersteld tussen David, Maria en Jezus. Dat is echter niet Schriftuurlijk.

 

In hoofdstuk 2 van mijn boek “Jozef, zoon van David” (zie ook op deze website het menu 4A “Had Jezus Davids DNA?”) laat ik echter vanuit de Schrift zien, dat Jezus niet tot Nakomeling van David gerekend wordt via Maria, maar via de davidische Jozef, met wie zij getrouwd was en die Jezus’ wettelijke vader was. Deze mening wordt tegenwoordig onder theologen gedeeld.

 

Hoewel de Reformatoren zich hebben ingespannen om allerlei Roomse dwalingen te weerleggen en onbijbelse gebruiken af te schaffen, is men toch niet geheel losgekomen van een aantal opvattingen rondom Maria. Zo hielden ze de mogelijkheid open dat Maria na Jezus geen kinderen meer kreeg en altijd maagd bleef. Ook bleven ze eraan vasthouden dat Maria een afstammelinge van David was en dat Jezus door Zijn geboorte uit haar uit de lendenen Davids c.q. uit het “zaad” van David is voortgekomen.

 

Calvijn heeft op dit punt wel geaarzeld. Hij zag in, dat de Bijbel nergens vermeldt, dat Maria een afstammelinge van David was. Hij kon er ook mee leven als dat niet zo was, al hield hij wel vast aan haar afkomst uit de stam van Juda, hoewel ook die niet door de Schrift wordt gesteund[1].

 

Ook de Statenvertalers, hoe Schriftgetrouw zij ook waren, hielden zich aan het gangbare standpunt. Dat is o.a. te zien in de kanttekening bij Hand. 2:30, waar staat: “Alzo hij dan een profeet was, en wist dat God hem met ede gezworen had, dat Hij uit de vrucht zijner lendenen, zoveel het vlees aangaat, den Christus verwekken zou, om Hem op zijn troon te zetten”. In kanttekening 60 verklaren zij dan: “Dat is, uit een van zijn nakomelingen. Zie 2 Sam. 7:12. Ps. 132:11. Hetwelk in de maagd Maria vervuld is”.

 

Zacharias Ursinus, hoogleraar in Heidelberg, was één van de opstellers van de HC. Zijn studenten maakten aantekeningen van zijn colleges over de HC, die later gepubliceerd zijn in Het Schatboek. Het moet gezegd worden, dat Ursinus en Olevianus niet bang waren om op tal van punten drastische veranderingen aan te brengen in de toen gangbare opvattingen. Zo verplaatsten ze in Zondag 16 bij vraag/antwoord 44 Jezus’ nederdaling ter helle van ná Zijn sterven naar vóór Zijn sterven, tijdens Zijn kruislijden en Godverlatenheid. Dat was moedig, maar Schriftuurlijk. Bij Zondag 14 vraag/antwoord 35 in Het Schatboek echter hield Ursinus het erop, dat Maria tot Davids geslacht behoorde. Maar zonder enige Schriftuurlijke onderbouwing. Die was er ook niet.  

 

Men zag toen echter niet in hoe Jezus de Davidszoon kon zijn als Hij niet biologisch via Maria van David afstamde. Men focuste volledig op de uitdrukking “uit het zaad” of “uit de lendenen” van David. Men had er geen oog voor, welke consequenties het had, dat met name Mattheüs en Lukas niet anders deden dan herhaaldelijk en consequent alleen Jezus’ zoonschap van David relateren aan Jozef, de zoon van David. Ook had ingezien kunnen worden, dat als Jozef de opdracht krijgt om Jezus bij de besnijdenis de Naam te geven, dit impliceert, dat Jezus de wettelijke zoon van Jozef werd en zo deel uitmaakte van en behoorde tot het geslacht van David. De evangelisten deden niets anders dan telkens en alleen naar Jozef wijzen, maar de reformatoren deden desondanks niets anders dan naar Maria wijzen. In de HC en in de Ned. Geloofsbelijdenis wordt de naam van Jozef dan ook nergens in de hoofdtekst genoemd.

 

De plaats van Jozef in het kerstevangelie is dus veel groter dan altijd gedacht. Hij is altijd miskend als enkel de man van Maria en beschermer van zijn gezin, zonder verdere plaats. Maar via Jozef werd vervuld dat de Messias tot het nageslacht van David zou behoren waarom Jozef naar de mens gesproken “onmisbaar” is in de heilsgeschiedenis.

 

De huidige opvattingen onder gelovigen binnen de kerken en evangelische gemeenschappen blijft echter, dat Maria van David afstamde en “dus” een prinsesje was. Dat is moeilijk te veranderen omdat rond Kerst door gebruikmaking van o.a. kinderbijbels en schriftverklaringen dit verkeerde beeld blijft rondzingen. Ook de tekst van Zondag 14 is daar debet aan.

 

De tekst van HC14 vr./antw. 35 had als voorbeeld correcter geluid:

“Dat de eeuwige Zone Gods, Die waarachtig en eeuwig God is en blijft, ware menselijke natuur, uit het vlees en bloed der maagd Maria, door de werking des Heiligen Geestes, aangenomen heeft, opdat Hij ook het ware zaad Davids zij als wettelijke Zoon van Jozef, Zijn broederen in alles gelijk, uitgenomen de zonde”.

 

De onveranderde tekst is overigens niet notoir onjuist, slechts onvolledig en daardoor vatbaar voor het genoemde misverstand. Maar op zichzelf genomen is het waar: doordat Jezus een aardse moeder had werd Hij werkelijk en volledig Mens, waardoor Hij tot het nageslacht van een mens (in casu David, naar de belofte) gerekend kon worden en die menselijke natuur plaatsvervangend de straf op de zonde dragen.

Wel is het daarom zaak, dat bij de uitleg van Zondag 14 de bedoelde passage wordt toegelicht, namelijk dat Jezus tot het Nageslacht van David is gaan behoren via Zijn wettelijke vader Jozef.

 

 

TvdB, 15072024

 

[1] Joh. Calvijn in een preek over Mattheüs 1/Lukas 3 en in zijn Verklaring van de Bijbel, Evangeliën (harmonie van de drie synoptische Evangeliën), in de vertaling van A. Brummelkamp, Kampen, 6 januari 1871, 94. Idem bij Mattheüs 1:1-16/Lukas 3:23-38, 95: ‘Vraagt iemand nu, of het door Mattheüs en Lukas gegeven geslachtsregister, duidelijk en afdoend bewijst, dat Maria uit Davids geslacht afstamde, zoo beken ik eerlijk, dat het er niet met zekerheid uit afgeleid kan worden.’