70 Kerstmissers

 

Hieronder in chronologische volgorde een overzicht van de vele misvattingen en misinterpretatties over verschillende aspecten van het kerstverhaal. Ze worden soms schertsend kerstmissers genoemd.

Een grote misser is op zich al de verkeerde datum van 25 december waarop Jezus geboren zou zijn, maar onderstaand overzicht is beperkt tot de Bijbelse gegevens zelf. 

Vrijwel alle punten worden uitvoerig besproken in de bijdragen op deze website.

 

  1. Het is aannemelijk, dat Zacharias een broer van Maria’s vader was of Elizabet zijn zus (bloedverwant). Elizabet was dus Maria’s tante. Een nicht is minder aannemelijk vanwege het te grote leeftijdsverschil.  
  2. Dit pleit er tevens voor dat Zacharias en Elizabet niet stokoud konden zijn, maar wel te oud om kinderen te krijgen.
  3. Het verhoorde gebed van Zacharias is geen vrij gebed om een eigen kind, maar zijn ambtelijke tempelgebed van zojuist om de komst van de Messias.
  4. Zacharias had geen verlamde tong, maar verloor zijn spraakvermogen. Of hij ook doof werd is in de context van heel Lukas 1 onaannemelijk omdat hij daarna nog dienstwerk verrichte, al kan het grondwoord beide betekenen.
  5. Ondertrouw toen (zoals van Jozef met Maria) is niet een vrijblijvende verloving, maar gold als een definitief wettig huwelijk, slechts te ontbinden door echtscheiding.
  6. Maria heeft Jozef als haar echtgenoot moeten informeren over haar zwangerschap. Jozef had daar recht op.
  7. Met medeweten van Jozef reisde Maria naar haar tante Elizabet, die zij blijkbaar al langer kende.
  8. Zij reisde met andere bekenden mee (mogelijk per karavaan, de route liep langs Nazareth en dichtbij Bethlehem). Alleen en lopend was onverantwoord en onveilig.
  9. Overnachten gebeurde toen bij particulieren thuis en niet in een onveilige herberg (khan of karavanserai).
  10. Maria citeert in haar lofzang niet alleen uit die van Hanna, maar veel breder uit de Schriften.
  11. Het staat geenszins vast, dat buren (zoals van Zacharias en Elizabet) in die tijd een kind de naam gaven. Zij meenden slechts dat het kind wel Zacharias zou heten.
  12. Maria is kennelijk bij Zacharias en Elizabet gebleven tot na Johannes’ besnijdenis, zodat via haar het verhaal van de besnijdenis van Johannes en de Lofzang van Zacharias is overgeleverd.
  13. De uitdrukking in Lukas 1:78 “Opgang uit de hoogte” luidt beter: ‘Spruit’ of ‘Telg uit de hoogte’.
  14. Jozefs beroep was eerder bouwvakker of aannemer. Timmerman is minder waarschijnlijk.
  15. Beide geslachtsregisters in Mattheüs 1 en Lukas 3 zijn volgens de Schrift van Jozef.
  16. Alleen van Jozef (niet van Maria) vermeldt de Bijbel de Davidische afkomst. Alleen via Jozef komt Jezus in het huis en geslacht van David. Daarom kan Jozef, als verantwoordelijk en wettelijke vader niet gemist worden in de geboortegeschiedenis van Jezus.
  17. Maria is waarschijnlijk Levitisch en niet Davidisch, dus geen ‘prinsesje’ van huis uit. Voor de vraag hoe Jezus de Zoon van David is, is het niet nodig dat Maria van David afstamt.
  18. Maria zal al gauw rond de 18 tot 20 jaar oud geweest zijn, Jozef maximaal 10 jaar ouder.
  19. Jozef en Maria behoorden als jong stel tot de armere mensen, maar uit niets blijkt dat ze extreem arm waren.
  20. Jozef verdacht Maria niet van overspel. Hij wist de oorzaak van haar zwangerschap. Jozef schroomde in het geheimenis van Maria’s zwangerschap te treden en nam zich daarom voor om van haar te scheiden en vrij te geven aan God. 
  21. Jozef was rechtvaardig door niet openbaar van Maria te scheiden. Mensen zouden haar anders misschien ten onrechte van onzedig gedrag kunnen verdenken. In plaats daarvan wilde hij haar in besloten kring (beter dan ‘heimelijk’) een scheidbrief geven, waarin stond dat zij geen schuld trof aan de scheiding.
  22. Maria stiekem verlaten, of stilletjes uit het dorp weggaan is onmogelijk en maakt een karikatuur van Jozef 
  23. Een engel wijst Jozef op zijn afkomst als zoon van David en accentueert vervolgens, dat God de Heilige Geest Zich niet vergist heeft. Zo wordt Jozef juist ingeschakeld bij de geboorte van Jezus.
  24. Uit niets blijkt dat Maria in Nazareth als een zondares werd bejegend. Het is verdedigbaar, dat niemand daar haar zwangerschap heeft opgemerkt. Zij was overigens niet ongehuwd zwanger, maar ondertrouwd zwanger en al definitief verbonden aan Jozef.
  25. De beschrijving was een regionale volkstelling in Judea, zonder belastingheffing, in het kader van een wereldwijde telling. Mogelijk gekoppeld aan een loyaliteitsverklaring van nazaten van koninklijke families, waardoor ook Maria naar Bethlehem moest.
  26. Jozef en Maria zijn op tijd vertrokken en waren ruim vóór Jezus’ geboorte in Bethlehem. Het woord ‘waren’ in Lukas 2:6 ‘En het geschiedde, toen zij daar waren….’ dient niet opgevat te worden als aankwamen, maar als verbleven.
  27. Aannemelijk is dat zij naar Bethlehem reisden per ezel of per karavaan. Een karavaanroute liep vlakbij Nazareth en Bethlehem.
  28. Lukas’ vermelding (2:15) dat Jozef reisde met zijn ondertrouwde vrouw houdt geen schandaal in, maar bedoelt dat Jozef geen gemeenschap met haar had, conform Mattheüs 1:25. Jozef had Maria al ‘tot zich genomen’ voordat zij op reis gingen, Matth. 1:24.
  29. Niet iedereen moest reizen, alleen zij die niet in hun oorspronkelijke woonplaats verbleven. Bovendien werden tellingen vaak per streek gehouden, zoals in Judea in Lukas 2.
  30. In Bethlehem gaan zij rechtstreeks naar de de stamoudste, die onderdak voor hen regelt in een huis. Bij hemzelf of bijvoorbeeld bij een familielid. Of ze gingen rechtstreeks naar een hun bekend familielid. Jozef komt in een voor hem vertrouwd dorp.
  31. De vertaling ‘herberg’ is in de context van Lukas 2 onjuist en moet gastenkamer of gastenverblijf zijn.
  32. Omdat de gastenkamer bezet of ongeschikt was betrokken Jozef en Maria de benedenverdieping, die fungeerde als opslagplaats annex stalling van huisdieren. Waarschijnlijk een grot, de 'kelder' van het huis, zoals toen vaker voorkwam.
  33. In Lukas 2:7 staat niet dat er voor Jezus geen plaats was en ook niet dat Jozef en Maria geen plaats gegund werd.
  34. Dieren werden uit de stal verwijderd in verband met hygiëne, waarmee men goed bekend was. Dat er een os of ezel in de stal bij stonden is enkel legende en mogelijk zelfs een vorm van vroeg anti-judaïsme.
  35. Van een herberg, herbergier, een lege of verlaten stal in Bethlehem en een zoektocht naar onderdak is geen sprake geweest.
  36. De bewering, dat Jezus geboren is in de Migdal Eder (toren van de kudde) bij Bethlehem berust niet op valide argumentatie en kan als mythe worden beschouwd.
  37. In Israël kende men geen hooi, wel stro waarmee de kribbe eventueel bekleed kon worden.
  38. Bij de geboorte werd altijd door één of meer vrouwen (meestal familie) geassisteerd.
  39. In de genoemde ruimte werd Jezus geboren en in de kribbe gelegd, die zich daar bevond.
  40. Een kribbe kon vaker als wieg gebruikt worden, vooral in de boerenwoningen die maar één vertrek voor mens en dier hadden.
  41. Het kind werd na de geboorte op de gebruikelijk wijze ingebakerd, d.w.z. gewikkeld in windsels. Dat zijn speciaal daarvoor bedoelde lange stroken linnen. Doeken zijn dus geen oude lappen of lompen en evenmin tekenen van extreme armoede.
  42. De herders waren niet vlakbij Bethlehem in het veld, maar een stuk verderop in die landstreek.
  43. Schapen waren voor de nacht bijeengedreven in een ommuurd en afsluitbaar gedeelte of in een grot.
  44. Dat herders al in die tijd geen getuigen mochten zijn staat geenszins vast. Jezus noemt hen later juist vaak in positieve zin.
  45. De engel die de geboorte verkondigde aan de herders stond op de aarde en zweefde niet.
  46. De engel verspreidde geen licht, maar stond zelf ook in de glans van Gods heerlijkheid.
  47. Het teken voor de herders is o.a. de nederige en ongebruikelijke plaats waar de Messias van Israël geboren werd, namelijk in de  opslagplaats annex stal van het huis en niet in de gastenkamer als ereplaats. Dit contrast onderstreept Lukas. 
  48. Niet het Mens-zijn van Christus als zodanig is Zijn vernedering (Hij blijft eeuwig God én Mens), maar de dienstknechtsgestalte die Hij aannam, Zijn lijden en sterven.
  49. De engelen (cherubs) zongen niet, maar hieven een machtig spreekkoor aan en scandeerden drie leuzen.
  50. Als het dag wordt trekken de herders met de kudden direct door naar Bethlehem.
  51. Met haast betekent: zonder omwegen, niet al weidend. Ze renden dus niet in het donker naar Bethlehem en lieten hun schapen niet zomaar achter. Een echte herder zou dit nooit doen.
  52. Via, wellicht, de stamoudste vinden zij het huis waar Jezus is, maar vallen niet zomaar binnen.
  53. De herders maakten ‘alom bekend het woord’ betekent: aan de mensen in het huis waar Jozef en Maria verbleven. Het Griekse woord betekent: breder bekendmaken, dus meer erover vertellen. Het woord alom staat niet in de grondtekst. Het vertrek van de herders wordt pas drie verzen erna vermeld. Er staat dus niet dat de herders in Bethlehem alle deuren langs gingen. 
  54. Bij de besnijdenis noemt Jozef de Naam van het Kind, een handeling voor de wettelijke vader. Jezus wordt dus beschouwd en ingeschakeld als Jozefs eigen zoon en Nakomeling van David.
  55. Of Anna 84 jaar oud was of 84 jaar weduwe is niet eenduidig vast te stellen, al lijkt het eerste aannemelijker. Zij heeft niet over Christus gesproken tot ‘ieder die het maar horen wil’, maar enkel tot hen die in Jeruzalem de verlossing verwachtten.
  56. In de tempel offeren Jozef en Maria twee duiven. Dit zogenaamde armenoffer houdt niet noodzakelijk in, dat Jozef en Maria extreem arm waren.
  57. In de tempel werd Jezus niet gelost, maar aan Zijn Vader voorgesteld of gewijd. Lukas verwijst immers niet naar het lossen uit Exodus 13:13, maar enkel naar het opdragen in Exodus 13:12.
  58. De wijzen (magiërs) waren de wetenschappers van het oude Oosten, die hun kennis van de astronomie in dienst stelden van de astrologie. Het waren geen koningen, maar zij bekleedden wel een hoge positie en waren in aanzien.
  59. Hoeveel wijzen er kwamen, weten we niet. Hun namen zij later verzonnen. Onbekend is ook waar ze vandaan kwamen. Babel en Perzië maken de grootste kans. Uit niets blijkt, dat ze iets wisten van profetieën van Bileam of Daniël.
  60. De ster van Bethlehem was waarschijnlijk een normaal natuurverschijnsel, een planeet, waarschijnlijk in samenhang met andere astronomische verschijnselen, waarin enkel de wijzen iets zagen. Het hoogtepunt van het fenomeen dat zij waarnamen vond juist plaats toen zij in Bethlehem waren en wel vrij recht boven hen, boven die landstreek, vrij hoog aan de hemelkoepel.
  61. We moeten dus niet denken aan een ster die als gids of licht voor de wijzen uitging. Die zou overdag ook niet te zien zijn. Zo’n gids was geheel niet nodig. Ze wisten thuis al in Jeruzalem te moeten zijn en Micha 5:1 wees hen daar de weg naar Bethlehem.
  62. Aan de voorstelling van een bovennatuurlijke, eenmalige ster als gids en wonder van God kleven Schriftuurlijke en andere bezwaren. Een komeet met een mooie staart is onmogelijk.
  63. De ster stond niet stil boven het huis. Het woord huis of plaats wordt niet genoemd. Er staat dat deze ‘kwam te staan boven waar het Kind was’. Boven Bethlehem, boven Judea. Het voorgaan en stilstaan kan vanuit de astronomie verklaard worden.
  64. Herodes laat alle kinderen, niet alleen jongens, onder twee jaar oud ombrengen. Soldaten gaan bij een bliksemactie het verschil niet uitzoeken. Het betrof mogelijk 20 tot 30 kinderen. Deze zijn niet, zoals wel is gesteld, de eerste martelaren van Christus.
  65. De kindermoord is niet geprofeteerd, maar is vervulling en afsluiting van de ballingschap als straf op de ontrouw van Israël. Er is nu hoop en troost vanwege de geboren Zaligmaker.
  66. In Jeremia 31:15 wordt Rachel opgevoerd als personificatie, die huilt over haar kinderen die in ballingschap worden weggevoerd. Zo is Rachel het symbool van het verdriet van moeder Israël. Zo werd in Rama toen figuurlijk het huilen van Rachel gehoord.
  67. De geschenken van de wijzen waren voor Jezus bestemd, niet voor Jozef en Maria. Het is dus de vraag of ze deze te gelde hebben gemaakt voor levensonderhoud in Egypte, gesteld al dat dit nodig zou zijn.
  68. Een exacte geboortedatum van Jezus kan niemand onomstotelijk vaststellen. De Bijbelse gegevens wijzen naar een tijdstip globaal ergens tussen de tweede helft 3 v.Chr. en eind 2 v.Chr.
  69. Het sterfjaar van koning Herodes was waarschijnlijk vlak voor Pasen 1 v.Chr. en niet 4 v.Chr.
  70. Er is geen profetie, dat de Messias in Nazareth zou wonen. Door Zijn keuze in Nazareth (in Galilea) te wonen werd Jezus Nazarener genoemd. Daarmee illustreerde Hij dat Hij, conform meerdere profetieën, nederig is en het geringe opzoekt.